Sabbat à la Jezus
Categorie : Sabbat
Sabbat deel 1
Er zijn verschillende verhalen over Jezus en de sabbat, maar ik denk dat één ervan door veel mensen nooit echt is begrepen. Op een sabbatdag wandelt Jezus met zijn leerlingen door een graanveld. De leerlingen van Jezus hebben honger en beginnen tijdens de wandeling aren te plukken en te eten. Dit wordt gezien door de farizeeën en zij nemen direct aanstoot aan wat de leerlingen doen. Waar die farizeeën zo opeens vandaan kwamen, vermeldt het verhaal niet. Ze beginnen direct een discussie met Jezus over wat wel en wat niet mag op de sabbat. Er ontstaat een gesprek met wel heel onverwachte wendingen dat eindigt met Jezus’ uitspraak; “dus is de Zoon van de mensen Heer, ook over de sabbat.” Maar wat betekent dat eigenlijk?
We kennen het verhaal uit drie evangeliën, maar ik denk dat Marcus het meest nauwkeurig weergeeft hoe dat gesprek verliep. Pak maar even je bijbel erbij, of houdt je muis op deze link en lees Markus 2:23-28
Dat de Farizeeën een discussie beginnen met Jezus over wat zijn leerlingen doen, is niet perse een uiting van betweterigheid. Er werd in die dagen veel gediscussieerd over wat wel en niet mocht op de sabbat. Een correcte sabbatsonderhouding staat volgens de Thora immers gelijk aan het houden van het hele verbond tussen God en Israël. Het was dus van beláng na te denken over hoe dat dan moest. Maar terwijl de farizeeën vragen waarom Jezus het aren plukken en eten toestond op de sabbat, gaat het antwoord van Jezus in een heel andere en vooral ook onverwachte richting. Marcus vertelt het verhaal zonder uit te leggen wat de achterliggende gedachtes waren van de deelnemers aan dit leergesprek. Voor ons als westerse lezers ziet het er daarom nogal uit alsof het van de hak op de tak gaat.
Vragen bij Jezus’ antwoord over de sabbat
Jezus begint zijn antwoord met de vraag aan de farizeeën of ze niet hadden gelezen dat David de toonbroden uit de tempel had genomen en samen met zijn mannen daarvan had gegeten. Daarmee snijdt Jezus een kwestie aan uit het leven van David waarover vooral door de farizeeën veel werd gediscussieerd. De toonbroden waren immers gewijd aan God en alleen de priesters mochten daar volgens de Thora van eten. Men zat dus nogal omhoog met deze overtreding van David en God had het onbestraft gelaten! De vraag van Jezus is daarom retorisch, natuurlijk hadden ze dat gelezen!
Nu zijn er wel meer dingen die David heeft gedaan die niet helemaal in de haak waren. De vraag rijst dan ook; “is dat dan een vrijbrief om van alles en nog wat zomaar te gaan doen?” Waarom verwijst Jezus nu uitgerekend naar dat verhaal? En om het allemaal nog wat ingewikkelder te maken; is het u opgevallen dat Jezus dit verhaal navertelt met een aantal fouten erin? Want zoals Jezus het vertelt, zo staat het niet beschreven in het boek Samuel! Ik zal de verschillen even voor u opsommen. 1) David haalde de broden niet zelf uit de tempel 2) Er waren geen mannen bij David, hij was op de vlucht en alleen. 3) Abimelech was priester in die tijd en niet Abjathar.
De Farizeeën begrepen blijkbaar dat Jezus die veranderingen heel bewust aanbracht, want er staat niet beschreven dat iemand zijn hand opsteekt en zegt: “uhm maar zo staat het er niet”. Het is bepaald geen “logisch” argument wat Jezus hier geeft, maar een typisch staaltje van Hebreeuwse redeneerkunst.
Toonbroden en de Sabbat
Laat ik eerst eens duidelijk maken waarom het relevant is om te praten over toonbroden, wanneer er gevraagd wordt naar het plukken van aren op de sabbat. Jezus begint daarover omdat de toonbroden in de tabernakel op de sabbat werden omgewisseld. En volgens de Joodse traditie kwam David op een sabbat naar de tabernakel. Dat valt op te maken uit het volgende; De hogepriester was een vermogend man met een grote familie. Toch heeft hij geen brood in huis als David aankomt. De regel van de gastvrijheid gebood dat je in zo’n geval even snel wat klaarmaakte, even een schaapje slachtte en brood bakte… Maar op de sabbat mocht dat uitgebreide kokkerellen nou uitgerekend niet. Er was zelfs een verbod op het maken van vuur en koken. Er waren ook geen slaven die aan het werk gezet konden worden, want ook voor hen was het sabbat. En zo geeft de priester aan deze toekomstige koning van Israël het enige wat hij aan extra brood in huis had; de toonbroden die waarschijnlijk eerder op de dag waren omgewisseld. Letterlijk een doodzonde volgens de Thora. De farizeeën waren erover verdeeld of David de nieuwe of de oude broden mee had gekregen. Hoe dan ook waren de voorschriften voor de tabernakel niet precies nageleefd. En waarom? Omdat de barmhartigheid en gastvrijheid van de priester blijkbaar van een hogere orde zijn dan de regels over de tabernakel. Een gevoelig punt. Want die farizeeën waren echt niet verder van huis dan een sabbatswandeling. Zij woonden in het dorp waar Jezus die sabbat verbleef, maar geen van hen was op het idee gekomen om de reizende rabbi en zijn metgezellen enige gastvrijheid te verschaffen of van voedsel te voorzien.
Er zit nog een diepere laag in het antwoord van Jezus. David had volgens de beschrijving van Samuel geen metgezellen bij zich –David loog immers tegen de priester toen hij zei dat zijn mannen “in het veld waren.” Toch heeft Jezus het wel over ‘metgezellen’. De farizeeën snapten dat Jezus op die manier zichzelf op de plaats van David zette. Zonder het hardop te zeggen zegt Jezus hiermee dat hij de Messias, de komende koning van Israël is. En wanneer David in de Jezus’ versie van het verhaal het huis van God betreedt om de broden te halen, zonder dat God ingrijpt, claimt Hij indirect als Messias het recht de ongeschreven regels van de traditie van de zogenaamde mondelinge Thora aan de kant te zetten en te bepalen wat kan en niet kan in het huis van God. Zoals uit het vervolg zal blijken staat het welzijn van de mens daarbij in het middelpunt.
Over twee weken verschijnt deel twee waarin ik uitleg waarom Jezus de naam van de priester veranderde en waarom de Messias “dus” ook Heer over de sabbat is.