
Sabbat: teken van Gods zorg
Nadat God Israël heeft verlost uit de macht van Egypte en Israël door de Rode Zee is getrokken, komt het volk in de woestijn. Ze zijn nog niet eens bij de berg Sinaï aangekomen als er een ernstig tekort aan voedsel ontstaat. Het volk moppert en God voorziet hen van voedsel. Het is in deze situatie dat God voor het eerst tegenover Israël spreekt over de sabbat. Je kunt dit verhaal lezen in Exodus 16:11-27.
De hemelse voedselbank gaat aan het werk en er ligt dagelijks in de vroege morgen manna voor het oprapen in de woestijn. Een wonder op zich natuurlijk, maar het verhaal houdt daar niet op. God geeft er een paar regels bij. Je mag geen manna bewaren voor de dag van morgen. God wil blijkbaar dat Israël bij de dag leeft. Behalve dan op de zesde dag, dan ligt er genoeg manna voor twee dagen. Israël krijgt de opdracht om op de zesde dag voor twee dagen het manna te koken of te bakken want op de zevende dag is het sabbat. Sabbat betekent ophouden. Op de zevende dag moet je van ophouden weten ter ere van de Heer. Om Israël te helpen dit gebod te onderhouden ligt het wonderlijke brood op de zevende dag niet op de grond.
Uiteraard valt het Israël niet mee zich aan deze vreemde regelgeving te houden. Zeker als je in de woestijn voedsel vindt is het motto, “pakken wat je pakken kan”. De slavenmentaliteit van “er is nooit genoeg” en “als ik niet voor mezelf zorg, doet niemand dat” zit er diep in. Dus proberen sommige mensen door de week wel extra manna te bewaren voor de volgende dag. Helaas lopen de wormen binnen een dag uit de pot met manna die over datum is.
Het volk had in Egypte überhaupt geen vrije dagen gehad. Je zou denken dat een vrije dag vol enthousiasme werd begroet. Maar de slavenmentaliteit functioneert anders; “Wat, zomaar een dag niet werken? En dat gaat voortaan elke week zo? Wie zorgt er dan voor brood op de plank?” “Mozes heeft gezegd dat God een dubbel portie geeft op de dag ervoor. Maak je maar geen zorgen.” “Die Mozes kan wel zoveel zeggen!” Dus gaan sommigen op de sabbat toch in de woestijn zoeken of er manna is gevallen. God legt het nog een keer uit aan Mozes. Dit is de dag van ophouden die ik aan jullie geef. Het is een rustdag. De slavenmentaliteit zit echter zo diep dat God het simpelweg moet verbieden dat iemand het kamp verlaat om eten te zoeken. Later zal God, om te voorkomen dat je alsnog je vrouw of slaaf aan het werk zet om een maaltijd voor je te koken, verbieden om op de sabbat vuur in je woning te maken. Iedereen heeft gewoon een dag vrij. Het is een dag om op adem te komen voegt God er op Sinaï nog aan toe. Een dag die je apart zet –heiligt- voor de Heer. Om tot jezelf en tot Hem te komen, kortom om mens te zijn.
God vermaant Israël op vaderlijke wijze om gehoorzaam te zijn aan Hem. Zoals wij onze kinderen als ze jong zijn op tijd naar bed sturen, omdat we weten dat het goed voor ze is, zo dwingt God Israël tot rust. Hij bestrijdt zo in zijn kinderen de geest van de slavernij die altijd maar wil dat je doorgaat en niet tot jezelf of tot Hem komt omdat je teveel andere dingen aan je hoofd hebt.
En zo wordt de sabbat een teken voor Gods zorg voor ons. Het is immers in ons belang dat we een rustdag hebben bij al ons zwoegen om rond te komen. God heeft geen rustdag nodig. Hij wordt niet moe of mat. In Leviticus 23 noemt God de sabbat een mo’adim. Dat woord laat zich vertalen met een vastgestelde tijd van ontmoeting, een feesttijd. Het is een dag waarop God ernaar verlangt je te ontmoeten.
Als bonus en als aansporing geeft God aan Israël op de zesde dag voor twee dagen manna zodat ze op de zevende dag zich zelfs geen zorgen hoeven te maken over hun eten. Daarom liggen er in veel joodse gezinnen bij de opening van de sabbat twee broden op tafel als herinnering aan de God die voorziet. De sabbat is een teken van Gods zorg voor ons.