Nieuwe maan en de dag van de bazuin
Categorie : Dag van de Bazuin Nieuwe Maan
De nieuwe maan heeft een geheim
âDe nacht en het donker is voor het ongedierte!â riep mijn oma vroeger. Daarmee gaf ze aan dat je voor het donker thuis moest zijn zodat je niet op het slechte pad zou komen. Ook in de Schrift komt de nacht er niet altijd positief vanaf. Dat begint al in Genesis 1. Genesis 1 is een verhaal met veel diepe lagen. Mag ik u meenemen naar de geheime schatkamer van God in Genesis 1? Want als je nauwkeurig leest, staat er veel meer dan je op het eerste gezicht ziet. En je zult ontdekken dat de maan een geheim heeft.
Licht is niet zomaar gescheiden van duisternis
Genesis 1:1-4 is een diepzinnig stukje tekst. Nadat God het licht geschapen heeft, noemt Hij het licht goed . De duisternis lag al op het water en dat is op een of andere manier niet het directe gevolg van Gods Scheppend handelen. De duisternis wordt niet betitelt als goed. Het eerste wat God doet na het scheppen van het licht is dat Hij de duisternis scheidt van het licht. Dat is opmerkelijk taalgebruik, want je zou verwachten dat er zoiets zou staan als; â en toen was het niet meer donkerâ, of âen de duisternis was wegâ. Maar dat staat er dus niet. De duisternis laat zich niet zomaar verdrijven door het licht. Er is een aparte actie nodig van God om licht en duister uit elkaar te halen. Het licht wordt hierna dag genoemd. Dag staat dus voor licht dat goed is. De duisternis wordt nacht genoemd. Het is opvallend dat deze scheppingsdag er niet mee eindigt dat God zag dat het goed was. Er is gewoon niets goed aan de duisternis die in de nacht is. En ook al zijn het licht en het duister gescheiden, blijkbaar is het daarmee nog niet klaar.
De schepping van de lichten aan de hemel
Op de vierde scheppingsdag zien we daarom dat God opnieuw terugkeert naar de dag en de nacht. Het was eigenlijk niet af. Nu maakt God lichten, letterlijk lampen. Het grootste licht en het kleinste licht. Het staat beschreven in Genesis 1:14-19. Opvallend genoeg komen de woorden zon en maan in dit tekstgedeelte helemaal niet voor. God gebruikt erg veel woorden om de schepping van de lichten te beschrijven. Meer woorden zelfs dan voor enig ander ding in de schepping. Er is duidelijk meer aan de hand dan het creëren van de zon en de maan en het regelen van een kalender voor de aarde.
Mozes gebruikt het woord maâoor om deze âlichtenâ aan te duiden. In de rest van de Thora gebruikt Mozes dat woord alleen voor de lampen van de tabernakel, die op de menora branden. Wat maakt nu, mag je je afvragen, dat Mozes juist dat woord gebruikt? Het raadsel wordt opgelost in psalm 90:8, waar staat: âU hebt onze zonden vóór u geleid, onze geheimen onthuld in het licht (letterlijk maâoor) van uw gelaat.â Het licht van de menora in de tabernakel en het licht van zon en maan staan dus voor iets dat veel dieper is. Het gaat eigenlijk om het licht van Gods aangezicht.
Het grootste licht is de Messias
Al voordat het Christendom in de wereld was, zagen schriftgeleerden in IsraĂ«l dat het licht van Gods gelaat een toespeling was op de Messias. De brief aan de HebreeĂ«n beschrijft Jezus geheel in die traditie dan ook als âde uitstraling van Gods wezenâ. Zolang God er is, is de Zoon er als zijn uitstraling. Daarom is de Zoon even eeuwig als de Vader, maar dat terzijde. Waar baseerden de schriftgeleerden het op dat dit een toespeling was naar de Messias? De kneep zit hem in de functie van het grootste licht. Dat is niet alleen dat we overdag goed kunnen zien waar we lopen. Er staat dat het grootste licht moet heersen over de dag, en het kleinste licht moet heersen over de nacht. Het woord heersen dat hier wordt gebruikt, wordt in de hele Tenach altijd gebruikt voor de actieve machtsuitoefening van een koning. De Messias zal heersen in het rijk van het Licht, het koninkrijk van God. Ten tweede moeten de lampen scheiding (blijven) maken tussen licht en duister. Het duister mag zich niet vermengen met het licht. De Messias zal daarop toe zien.
De maan heeft geen licht van zichzelf. Ze weerspiegelt het licht van de zon. Toch moet ook zij heersen. Het kleinste licht, zal heersen over de duisternis. De machten van de duisternis kunnen zelfs in het diepst van de nacht niet meer onbekommerd hun gang gaan. In dat kleinste licht zagen de Rabbiâs IsraĂ«l. Ik neig ertoe te zeggen dat het kleinste licht staat voor allen die het licht van de Messias in deze wereld dragen en doorgeven. En hoe meer zij het licht van Jezus weerspiegelen, hoe minder het kwaad zijn gang kan gaan in deze wereld.
De dag van de bazuin.
De maan heeft schijngestalten. Zij wordt groter en kleiner en twee dagen in haar cyclus is zij zelfs niet zichtbaar op aarde. Onze wereld zit dan tussen de zon en de maan in. (herkenbaar toch?) God beval de priesters om bij de verschijning van de nieuwe maan op de zilveren strijdtrompetten van de tabernakel te bazen. God beloofde dat Hij Israël zou helpen in de oorlog als ze op deze trompetten zouden blazen. Zie Numeri 10:1,2,9,10. Alsof Israel zich aan het begin van de maand weer moet beseffen wat haar roeping is. Een doorgaande strijd te voeren met de machten van de duisternis, die zonder de bijstand van de hemel niet te winnen is. Maar op de zevende nieuwe maan is er een dag van uitbundig bazuin blazen en gejuich. Er komt een dag dat God komt en Hij het duister zal verdrijven. Daarom heeft het nieuwe Jeruzalem de zon en maan niet nodig, omdat God zelf haar licht is. Dat is het moment waarop de Zo(o)n, de Messias, Jezus het koningschap weer terug legt bij zijn Vader.
De dag van de bazuin is dus een dag van vieren dat hoe de duisternis deze wereld ook in zijn greep lijkt te hebben, het tijd is om te juichen voor God die uiteindelijk de eindoverwinning heeft behaald.